Tennisschool Zandvoort

Tenniskennis

Tennis Spelregels

 

SPELSOORTEN
1. Herenenkel één heer tegen één andere heer;
2. Damesenkel één dame tegen één andere dame;
3. Herendubbel twee heren tegen twee andere heren;
4. Damesdubbel twee dames tegen twee andere dames;
5. Gemengd dubbel (mix) één dame met één heer tegen een andere dame en één heer.

 

WEDSTRIJD
Een wedstrijd bestaat uit sets. Vooraf wordt bepaald om hoeveel gewonnen sets wordt gespeeld. Bij de amateurs en bij het professionele internationale vrouwentennis wordt meestal een zgn. “best of three” gespeeld. Wie het eerste daarbij twee sets (van de 3) wint, heeft de wedstrijd gewonnen. De professionele mannen spelen (met name in finales van grote toernooien) een zgn. “best of five”. Wie daarbij het eerste 3 sets heeft gewonnen, wint de wedstrijd.

 

SETS / GAMES
Iedere set bestaat uit games. In principe heeft men een game (spel) gewonnen, indien men na het bereiken van 40-punten in die betreffende game (spel) ook het volgende punt behaald, tenzij de tegenstander evenwel ook reeds 40 punten heeft gescoord. Bij de stand 40-40 (“deuce”) dient men namelijk twee opeenvolgende punten te scoren teneinde de game (spel) te winnen. De normale puntentelling in een game is als volgt: Bij het eerste punt komt men op 15, bij het tweede punt op 30 en bij het derde punt op 40. Staat de tegenstander ook op 40 punten, is de stand gelijk (“deuce”). Bij winst van het volgende punt staat de serveerder op “voordeel” (“advantage”). Verliest hij het volgende, is de stand weer gelijk. Verliest hij daarop ook het volgende punt, staat hij op “nadeel”. Winnaar van de set is de speler die het eerst 6 games heeft behaald, met dien verstande, dat er een verschil van 2 moet bestaan. Men gaat dan ook net zolang door tot dit verschil is bereikt. Dit is slechts anders, indien vooraf is aangekondigd dat men het “tie-break”-telsysteem hanteert.

 

TIEBREAK
Heeft men vooraf afgesproken dat de tiebreak toepassing vindt, speelt men deze bij iedere set indien er een stand van 6-6 is bereikt. Dit is alleen niet het geval in de 3e set (indien “best of three” wordt gespeeld) en de 5e set (indien “best of five” wordt gespeeld), tenzij men vooraf beslist dat de tiebreak in elke set bij 6-6 wordt gespeeld. De tiebreak (ingevoerd in 1971) wordt als een aparte game (spel) beschouwd. In afwijking van de normale puntentelling (15-0, etc.) wordt hierbij om opeenvolgende punten (1, 2, etc.) gespeeld. Winnaar van de tiebreak is de speler die het eerste 7 punten heeft behaald met een verschil van 2. Telkens wanneer 6 punten zijn gespeeld (6, 12, etc.), wordt van baanhelft gewisseld. De winnaar van de tiebreak is tevens de setwinnaar.
Indien men vergeet een tiebreak te spelen, terwijl dat vooraf wel was aangekondigd, wordt de eerste reeds gespeelde game (het eerste spel) geteld indien althans de vergissing voordat de bal voor de tweede game in het spel wordt gebracht, wordt bemerkt. Men gaat in dat geval verder met het spelen van het tweede punt in de tiebreak. Wordt de vergissing bemerkt nadat de bal voor het tweede spel wordt geslagen, wordt verder gespeeld als in een set die men met twee games verschil dient te winnen. Staat de stand alsdan op enig moment evenwel 8-8 (of enige hogere stand, mits “even”, dus 10-10, 12-12, etc.), wordt alsnog overgegaan tot het spelen van een tiebreak.

 

TOSS
Voordat de wedstrijd begint wordt door middel van de “toss” geloot wie van beide spelers het recht heeft om het volgende te kiezen: a. het recht om als eerste met de service te beginnen (in dat geval mag de tegenstander kiezen op welke speelhelft hij het eerste als ontvanger wil staan),of b. het recht om de speelhelft te kiezen (in dat geval mag de tegenstander bepalen of hij in het eerste spel als serveerder, dan wel als ontvanger wil starten), of c. het recht de tegenstander te laten kiezen of deze als serveerder, dan wel ontvanger het spel wil starten (in welk geval de winnaar van de toss dan de speelhelft mag kiezen), of d. het recht om de tegenstander te laten kiezen vanaf welke speelhelft deze wil beginnen (in welk geval de winnaar van de toss bepaalt wie in het eerste spel als serveerder, dan wel ontvanger start).
Heeft de winnaar van de toss zijn keuze bepaald, maar wordt de wedstrijd, nog voordat de eerste bal is gespeeld, uitgesteld (bijvoorbeeld ten gevolge van het weer) blijft de uitslag van de toss in stand, maar mag de tosswinnaar zijn keuze weer herzien bij het begin van de (uitgestelde) wedstrijd.

 

BEGIN VAN HET SPEL (SERVICE / OPSLAG)
De spelers staan ieder aan één kant van het net. De speler die het eerste de bal slaat, heet “serveerder”; zijn tegenstander is de “ontvanger”. De ontvanger mag staan waar hij wil, zowel binnen als buiten de baan, mits hij zich maar aan zijn eigen kant van het net bevindt. De serveerder dient bij het nemen van de service (opslag) met beide voeten stil te staan achter de achterlijn en wel tussen de (denkbeeldig) doorgetrokken zijlijn (van het enkelveld; dus niet achter de “tramrails”) en middenmerk van de tennisbaan. In het dubbelspel mag de serveerder wél achter de tramrail serveren, maar binnen de denkbeeldig doorgetrokken (dubbelspel)zijlijn. In het dubbelspel mag de partner van de serveerder ook gaan staan waar hij wil (mits op zijn eigen speelhelft). Hij mag daarbij zelfs het zicht van de ontvanger belemmeren. Raakt de serveerder evenwel zijn eigen partner, dan is sprake van een foutieve service.
De serveerder dient de bal op te gooien, waarbij de richting niet van belang is, en deze te slaan voordat de bal de grond raakt. Eerst nadat de bal het racket heeft geraakt, mag de serveerder met een voet de achterlijn of (de rest van) het speelveld betreden. De service moet in het servicevlak (diagonaal net over het net) op de speelhelft van de ontvanger worden geslagen, zonder daarbij het net te raken. De eerste service wordt vanaf de rechterkant van het speelveld van de serveerder geslagen, de volgende vanaf de linkerkant, enz.. De service bestaat maximaal uit 2 pogingen; is de eerste service fout, mag de serveerder het nog een tweede maal vanaf dezelfde kant proberen. De service mag niet plaatsvinden als de ontvanger nog niet klaar staat. Slaat de ontvanger desalniettemin de bal terug of doet hij daartoe een poging. Wordt hij geacht wél klaar te zijn geweest. Nadat het spel is gespeeld (de “game” is behaald), wordt de ontvanger serveerder en andersom. In het dubbelspel moet het koppel dat met de service begint onderling uitmaken welke speler/speelster het eerste serveert. De tegenstander beslist ter zake van de service eerst wanneer zij zelf aan de beurt zijn om te serveren. Zij dienen wel te beslissen wie van beide de service als eerste zal ontvangen. Die opstelling blijft vervolgens gedurende de gehele set bestaan. Bij de volgende servicebeurt (de 3e service in de game) serveert de partner van degene die de eerste service heeft geslagen; in de 4e game serveert de partner van de tweede serveerder, enzovoorts. Na afloop van een set in het dubbelspel kan een koppel beslissen de onderlinge serveervolgorde te wijzigen. Ook de ontvangers kunnen de onderlinge opstelling eerst op dat moment wijzigen. Staan de ontvangers in het dubbelspel verkeerd, moeten zij in die verkeerde opstelling de gehele game uitspelen. In de volgende (ontvang)game moeten zij de juiste positie weer innemen.
Bij een onjuiste wisseling van service blijven alle reeds gespeelde punten geldig tot het moment waarop men de fout ontdekt. Op dat moment dient men de juiste volgorde in te nemen. Indien een game is beëindigd voordat de vergissing is ontdekt, wordt het serveren in de gewijzigde volgorde voortgezet.
Een enkele foutieve service, geslagen voordat men bewust werd van de verkeerde positie, wordt niet geteld; in dat geval wordt tweemaal vanaf de juiste positie geserveerd.
De geserveerde bal moet over het net gaan en de grond raken in het servicevak, dat diagonaal tegenover de serveerder ligt, of een lijn, die dit service-vak begrenst, voordat de ontvanger de bal terugslaat. De ontvanger mag de bal niet retourneren alvorens deze de grond heeft geraakt. Een service die de scheidsrechtersstoel raakt, het enkelspelpaaltje, de netpaal of dat gedeelte van het net of de netband, dat zich daartussen bevindt, is een foutieve service; genoemde onderdelen van het veld zijn namelijk “vaste hindernissen”.

 

TWEEDE SERVICE
Na een fout (indien dit althans niet de eerste servicefout is), moet de serveerder opnieuw serveren vanachter dezelfde kant van zijn speelhelft van waar hij die foute service serveerde. De serveerder mag niet serveren, voordat de ontvanger klaar is. Indien de laatste de service probeert terug te slaan, wordt verondersteld dat hij klaar stond, zelfs al raakt de ontvanger de bal niet. Een ontvanger mag niet eerst een service “fout” betitelen omdat de bal niet in het goede vak de grond raakt, als hij net daarvoor heeft aangegeven nog niet klaar te staan. De ontvanger van een service mag staan waar hij wil, mits maar op zijn eigen speelhelft. Slaat de serveerder tegen zijn eigen partner aan, is de service fout. Raakt hij echter de partner van de ontvanger, dan is het punt voor de serveerder. Dat laatste is ook het geval als de verkeerde ontvanger retourneert. De service is fout indien: a. de serveerder een voetfout maakt (hij staat niet vrijwel stil of betreedt het speelveld (= ook de achterlijn) voordat de bal het racket raakt) b. hij de bal na de opslag mist (maar wel een zwaai maakt naar de bal met zijn racket) c. de bal in het net belandt; d. de bal een andere vaste hindernis *) (dan het net/netband) raakt voordat deze al dan niet in het servicevak belandt; e. de bal niet de grond in het servicevak van de ontvanger raakt, tenzij de ontvanger (of bij het dubbelspel: zijn partner) de bal, mits deze niet via het net is gespeeld, heeft geraakt, al dan niet met zijn racket, ongeacht of die bal nu wel of niet in het servicevak terecht had gekomen. in het dubbelspel: f. indien de serveerder zijn partner raakt.
*) het net, de netpaal, de enkelspelpaaltjes, het netkoord, de netkabel, netband, nettrekband, scheidsrechter(stoel), lijnrechter, ballenjongen, tribune, toeschouwers, het net of hek achter of langs de tennisbaan, etc.
De bal is in het spel, zodra de service op juiste wijze heeft plaatsgevonden. De bal blijft in het spel totdat het punt is gemaakt. Indien de ontvanger de bal retourneert, kan hij later niet meer een foute service claimen, tenzij het retourneren in een reflex plaatsvond of tegelijkertijd bij het “fout” roepen.

 

LET (het overnieuw spelen van het punt)
Een “let” is een onderbreking van het spel door een bijzondere gebeurtenis, waardoor het punt als niet gespeeld wordt beschouwd en de spelers weer verder gaan met de laatst bereikte stand. Heeft de serveerder dus al één foutieve service geslagen voordat de let wordt gegeven, mag hij die foutieve service dus “vergeten” en kan hij weer maximaal twee nieuwe servicepogingen wagen.

 

SERVICELET
De service is een “servicelet” en wordt derhalve overnieuw gespeeld, indien de bal het net raakt en vervolgens, alvorens de grond te raken, in het juiste servicevak belandt of de ontvanger of diens racket raakt. Er wordt dan uitsluitend die ene service overgespeeld. Er is ook sprake van een servicelet als de ontvanger nog niet klaar stond en daarbij geen poging ondernam de bal te raken, alsmede indien de serveerder wordt gehinderd (van buitenaf), bijvoorbeeld door een bal die vanaf een andere baan in het gezichtsveld van de serveerder komt rollen. NB: Wordt een service onderboken door enige andere oorzaak, moet het gehele punt worden overgespeeld, ook al was de serveerder net met zijn tweede service begonnen.

 

SERVICE IN DE TIEBREAK
In de tiebreak geld een aparte volgorde van serveren. De speler die regulier aan de beurt is om te serveren, begint met één service (aan de rechterkant van zijn speelhelft: de stand is immers nog gelijk). Daarna serveert de tegenstander twee keer achtereen, te beginnen aan zijn linkerkant (want de stand is niet meer gelijk) voor de 1e service en daarna aan de rechterkant voor de tweede.Vervolgens is de eerste serveerder weer voor 2 services (afwisselend rechts- en links) aan de beurt, enz..

 

SCOREN VAN PUNTEN
Men behaalt een punt, indien men de bal zodanig terugspeelt dat deze door de ontvanger niet meer op juiste wijze kan worden geretourneerd, tenzij die gespeelde bal rechtstreeks de grond raakt buiten de lijnen van de speelhelft van de tegenstander, of de tegenstander de bal via een vaste hindernis *) (niet zijnde: het net/netband) heeft bereikt of nadat de bal de grond buiten diens speelhelft heeft geraakt. Een punt wordt tevens bereikt indien de bal tweemaal op de speelhelft van de tegenstander stuit voordat deze de bal terugslaat. Tevens behaalt men een punt (als ontvanger) indien diens tegenstander bij de service een dubbele fout maakt (twee foutieve services achter elkaar). Een service die, zonder het net te raken, rechtstreeks (het racket van) de ontvanger raakt, is daarentegen goed en levert een punt op, ongeacht of die geserveerde bal al dan niet in het servicevak de grond zou raken. Indien de bal in een slag opzettelijk tweemaal wordt geraakt met het racket (of op het racket wordt “gedragen”), is het punt voor de tegenstander. Raakt men zelf, al dan niet met het racket (ongeacht of men dit vastheeft, of dat dit losschiet) het net, de netpalen of de grond op de speelhelft van de tegenstander, is het punt voor de tegenstander. Het punt is ook voor de tegenstander als men het racket naar de bal gooit en deze raakt, of als men zelf door de bal wordt geraakt. Daarnaast is het punt voor de tegenstander als men de bal terugslaat terwijl deze nog op (boven) de speelhelft van de tegenstander is. Nb: Men mag dus wel met het racket boven de speelhelft van de tegenstander komen, bijv. bij de uitzwaai, mits men de grond en/of het net maar niet (met het racket) aanraakt. Men verspeelt ook een punt aan de tegenstander indien men deze opzettelijk hindert bij het uitvoeren van een slag.

 

PUNT SERVEERDER
De serveerder wint een punt wanneer: a. de geserveerde bal de ontvanger of diens racket raakt, voordat de bal de grond heeft geraakt; dit geldt ook bij de service, zelfs als de service “uit” zou zijn gegaan. b. als de ontvanger niet op de juiste wijze terugslaat.

 

PUNT ONTVANGER
De ontvanger wint een punt wanneer: a. de serveerder tweemaal achtereen fout serveert (dubbele fout)

 

PUNTVERLIES
Een speler verliest een punt wanneer: a. hij de bal niet terugslaat, voordat de bal tweemaal op zijn helft de grond heeft geraakt; b. hij de bal zodanig terugslaat, dat deze de grond, een vaste hindernis of ander voorwerp raakt, buiten het speelveld van de tegenstander; c. hij een bal slaat, die zich nog op de helft van de tegenpartij bevindt (bijv. van het volleren) (tenzij in geval van sterk tegeneffect en de bal eerst op de eigen helft heeft gestoten); d. hij of zijn racket (onverschillig of hij het racket al dan niet in zijn hand heeft) het net raakt, de netpalen, de enkelspelpaaltjes, het netkoord of de netkabel, de netband of de nettrekband, of de grond van de speelhelft van zijn tegenstander; e. hij de bal tweemaal direct achter elkaar raakt; f. hij de bal op zijn racket “draagt”; g. hij de bal met zijn lichaam raakt; h. hij opzettelijk een handeling verricht waardoor zijn tegenstander bij het slaan van de bal wordt gehinderd; – nb: het punt wordt overgespeeld indien het hinderen per ongeluk gebeurde.

 

RETURN
Een terugslag is goed: a. indien de bal het net raakt of de netpalen, de enkelspelpaaltjes, het netkoord of de netkabel, de netband of de nettrekband, hierover gaat en de grond in het speelveld raakt; b. indien de bal, geserveerd of teruggeslagen, de grond op de juiste speelhelft raakt en terugspringt of door de wind over het net wordt teruggeblazen, en de speler, die aan de beurt is de bal terug te slaan, over het net reikt en de bal slaat; c. indien de bal wordt teruggeslagen buiten de netpaal of het enkelspelpaaltje om, onverschillig of dit boven of onder nethoogte geschiedt, ook wanneer de bal de netpaal of het enkelspelpaaltje mocht raken, mits de bal de grond in de juiste speelhelft raakt; d. indien het racket van een speler over het net komt, nadat hij de bal heeft geslagen, mits de bal over het net was voor de slag werd gespeeld; e. indien een speler er in slaagt de geserveerde of in spel zijnde bal terug te slaan, die een in zijn speelhelft liggende bal raakte. nb: indien het niet duidelijk is of de juiste bal wordt teruggespeeld, moet een let worden gegeven.

 

WISSELING VAN SPEELHELFT
Na iedere oneven game wordt van speelhelft gewisseld. Is de set geëindigd, dan wisselt men niet, tenzij sprake is van een oneven aantal gespeelde games. Het wisselen van speelhelft dient in een dusdanig tempo te geschieden,dat maximaal 90 seconden zijn verstreken tussen einde van de vorige game en het moment waarop de bal voor het eerste punt van de volgende game in het spel wordt gebracht. Na het beëindigen van elke set bedraagt deze tijd 120 seconden. Als uitzondering geldt dat na de eerste game in elke set, alsmede tijdens de tiebreak direct moet worden doorgespeeld en zonder rustperiode van speelhelft moet worden gewisseld. Komt men er later achter dat men vergeten heeft te wisselen, dient men dat op dat moment alsnog te doen, maar blijven alle punten die daarvoor zijn behaald, geldig. Vanaf de derde game in iedere set is bij de baanwissel een korte pauze van maximaal 2 minuten toegestaan.

 

RACKET

De totale lengte van het frame van het racket – de handgreep meegerekend – mag niet groter zijn dan 73,66 cm. De breedte van het frame van het racket mag nergens groter zijn dan 31,75 cm. Het slagoppervlak mag nergens langer zijn dan 39,37 cm en niet breder dan 29,21 cm. Het racket moet een enkelvoudige bespanning hebben; aan beide zijden van het blad dient het racket dezelfde specificaties te hebben. Dempers mogen uitsluitend worden aangebracht buiten het patroon van gekruiste snaren.

BALLEN

Een goedgekeurde tennisbal dient wit of geel van kleur te zijn en een gewicht te hebben tussen 56 en 59 gram. De stuitkracht van de bal dient dusdanig te zijn dat,wanneer men de bal van een hoogte van 2 meter 54 op een vlakke, betonnen ondergrond laat vallen, deze tussen de 1 meter 35 en 1 meter 47 opstuit.

NETHOOGTE

Het speelveld wordt, dwars over het midden van de baan, gescheiden door een net, opgehangen aan een netkoord of netkabel, welke bedekt is met een witte band. De uiteinden van netkoord of netkabel zijn bevestigd aan netpalen, die aan beide zijden van het veld 0,914 meter buiten het speelveld staan.
Meestal wordt bij het enkelspel gebruik gemaakt van een gecombineerd dubbel-/enkelspelveld. In dat geval moet het net tot een hoogte van 1,07 m worden ondersteund door middel van twee palen, “enkelspelpaaltjes” genaamd; deze enkelspelpaaltjes moeten exact 0,914 meter buiten het enkelspelveld worden geplaatst.
Het net moet volledig gespannen zijn. De hoogte van het net moet in het midden 0,914 meter zijn. Het net wordt in het midden strak aan de grond bevestigt met behulp van een witte “nettrekband”.

 

AFMETINGEN VAN EEN TENNISBAAN
Speelveld Lengte speelveld 23,77 m Breedte speelveld, enkelspel 8,23 m Breedte speelveld, dubbelspel 10,97 m Lengte van het net (=de afstand tussen de netpalen) 12,80 m Breedte zijlijn 2,5 – 5 cm Breedte achterlijn 2,5 – 10 cm Breedte servicelijn 2,5 – 5 cm Breedte middenservicelijn 5 cm Middenmerk 5 x 10 cm De belijning bestaat uit loodrecht op elkaar staande en evenwijdige lopende lijnen.
Uitlopen Achteruitloop 6,40 m Zijuitloop 3,66 m Uitloop tussen twee banen 5,00 m (bij afwezigheid van een ballenvanger, of indien deze draaibaar is opgesteld) of 2 x 3,66 m 7,32 m (bij aanwezigheid van een ballenvanger, of indien deze niet draaibaar is opgesteld) De uitlopen te meten vanaf de buitenkant belijning tot aan de binnenkant van de baanopsluiting.
Kleur De kleur van de belijning mag niet anders zijn dan wit of geel. De belijning moet onondoorbroken zijn.
Hoogteligging De baan mag nergens een groter verschil in hoogteligging hebben dan 1,5 cm, met de gemiddelde hoogteligging.
Vlakheid De vlakheid behoort 5 mm, onder een rei van 4 m, als bovengrens te kennen.
Netpalen De afstand van het speeloppervlak tot bovenkant netkabel op de netpaal behoort 107 cm te zijn. De afstand tussen de netpalen behoort 12,80 m te bedragen. Sproeikoppen van een eventueel aanwezige beregeningsinstallatie De sproeikoppen mogen niet boven het speeloppervlak uitsteken (blessuregevaar).